Goethe-Institut, Amsterdam - 24 maart 2022
Inleiding bij de presentatie van de leporello Vanwege Sebald 'Austerlitz'
door Ria van Hengel

Afb. 1 (2 omslagen van Austerlitz)
In de monumentale wachtkamer van het station van Antwerpen zit een man: woeste blonde krullen, zware wandelschoenen, een blauwe werkbroek, een ouderwets colbertje en een oude rugzak, hij maakt aantekeningen, schetsen en foto's van details in de wachtkamer. De verteller van Austerlitz raakt gefascineerd en spreekt de man aan. Het is het begin van een relatie die zich door de decennia heen ontwikkelt, vaak met grote tussenpozen. De vreemdeling heet Jacques Austerlitz en stap voor stap wordt het levensverhaal van deze eenzame, zwaarmoedige reiziger onthuld. In de jaren veertig blijkt hij door zijn joodse ouders met een kindertransport vanuit Praag naar Engeland te zijn gestuurd en hij is geadopteerd door een triest domineesechtpaar in Wales. Pas na jaren krijgt hij zijn herkomst en zijn ware naam te horen en dan gaat hij op zoek naar zijn wortels en naar het lot van zijn moeder en zijn vader, die spoorloos zijn verdwenen. Het boek is het verhaal van die zoektocht, maar ook een schatkamer van overwegingen over zoeken en vergeten, over heden en verleden, over de tijd, over wandelen en reizen, over verval en aftakeling, over de dood en over het leven, en dat alles op die melancholieke toon en in die beeldende, poëtische taal die typerend zijn voor W.G. Sebald. Het is ook een schatkamer van concrete feiten uit de geschiedenis en uit de natuur, met uiterst gedetailleerde, bijna bezwerende opsommingen, en soms met fotootjes die suggereren dat ze een realiteit van de tekst weergeven, maar die door Sebald meestal uit heel andere bronnen zijn gehaald.
Afb. 2 (omslag Vanwege Sebald)
Door dit boek heeft Hans Landsaat zich in deze leporello laten inspireren. Door het boek als geheel, denk ik, en vaak door een citaat dat hem had getroffen, bij de meeste aquarellen van deze leporello staat een citaat afgedrukt.
Er zijn twee aquarellen zonder citaten, op dubbele pagina's, de eerste heeft te maken met
Afb.3 (leporello blad 3)
het bezoek, vrij aan het begin van het boek, van de verteller aan de resten van het Belgische nazikamp Breendonk, en het bezoek van Austerlitz aan Teresin, Theresienstadt, waar zijn moeder naartoe is gevoerd - het is een van de grote thema's in Sebalds werk: de misdaden van het naziregime en het lot van de joden. In de beschrijving van Theresienstadt komt de beruchte zin voor die zich over 8 pagina's uitstrekt (p. 266-275) en waarin elke mogelijke punt een komma met een voegwoord wordt, waardoor je buiten adem raakt, wat precies de bedoeling is. De tweede citaatloze aquarel heeft te maken met
Afb. 4 (leporello blad 7)
de plekken, vooral stations, die essentieel zijn geweest in het leven van Austerlitz of waar Austerlitz en de verteller elkaar ontmoeten. Ook dat is een groot thema in het werk van Sebald: reizen, treinen, stations ze bepalen vaak de structuur van zijn boeken, ik heb heel wat van die reizen ook nagemaakt, ook Hans heeft dat gedaan, en wij zijn niet de enigen, kennelijk roepen de boeken van Sebald die behoefte op, ook al zijn het absoluut geen reisgidsen, hij schrijft vanuit zijn herinnering, je kunt bijvoorbeeld in een kerk op zoek gaan naar een beeld dat volgens zijn beschrijving links van het altaar staat en ontdekken dat het rechts staat, en andere dingen kloppen weer tot in de details.
Bij zes aquarellen staat een citaat uit het boek afgedrukt. Op die citaten wil ik nu kort ingaan.
Afb. 5 (leporello blad 1, Austerlitz p. 139/140, nieuwe uitgave p. 138/139)
Austerlitz heeft in de voorafgaande passage verteld wat hij in zijn leven als architectuurwetenschapper allemaal heeft onderzocht: dierentuinen, stoom en gas, profane tempelgebouwen enz, enz. Van al die aantekeningen had hij een boek willen maken, maar uiteindelijk blijkt alles onbruikbaar, hij wil het gaan herzien, en ordenen wat de toets der kritiek nog enigermate kon doorstaan,
... om voor mijn eigen ogen nog een keer, zoals in een album, het beeld te creëren van het door de wandelaar doorkruiste, al bijna in vergetelheid verzonken landschap.
In dit citaat zitten al veel begrippen die in het boek, en in al het werk van Sebald zo belangrijk zijn:
Afb. 6 (Austerlitz p. 6 en 7)
ogen; kijken, details waarnemen, niet je ogen sluiten voor wat zich in de wereld afspeelt en heeft afgespeeld; hij heeft zelfs een boek gemaakt met zeer korte gedichten gecombineerd met etsen van zijn vriend Jan Peter Tripp, van louter ogenparen;
Afb. 7 (Austerlitz p. 138)
wandelen; in al Sebalds boeken maakt de hoofdpersoon wandelingen, reistochten, door landen, maar ook door de tijd en door de geschiedenis, en ook heel concreet door het landschap. Een dierbare jeugdherinnering van hem is het wandelen met zijn geliefde grootvader, daarom voelt hij zich ook verwant met schrijvers als Thomas Bernhard, die ook als kind met zijn geliefde grootvader wandelde, of met de dichter/wandelaar Ernst Herbeck, en beschrijft hij herhaaldelijk wandelende mensen. Ten slotte:
vergeten; ook vergeten en weer terughalen, met alle bijbehorende pijn, is een terugkerend thema in al Sebalds boeken, in Austerlitz bij uitstek, omdat ook het levensverhaal van Austerlitz erom draait.
Afb. 8 (leporello blad 2, Austerlitz p. 109, nieuwe uitg. p. 108)
Het volgende citaat is een voorbeeld van dat andere kenmerk van Sebalds boeken: een prachtige, filosofische, soms wat dromerige zin in een bepaalde cadans, als afsluiting van een uiterst gedetailleerde opsomming van heel concrete dingen. Austerlitz heeft hier uitgebreid verteld over zijn bezoek aan het ouderlijk huis van een studievriend. Een oudoom is een mottenspecialist en hij neemt de jongens 's avonds mee naar een afgelegen plek, steekt daar de gloeikousbrander aan en daar komen de nachtvlinders op af, hij kent ze allemaal uit elkaar: "horzelvlinders en heispinners en nachtpauwogen en rode weeskinderen, gamma-uiltjes, dennenuiltjes, wolfsmelk- en vleermuispijlstarten, nonvlinders en huismoedertjes, doodshoofd- en hermelijnvlinders", vertelt er allerlei wetenswaardigheden over, door Austerlitz dus gedetailleerd overgebracht, en dan volgt deze zin:
... en wie weet, zei Austerlitz, dromen ook motten wel, en droomt de kropsla in de tuin als hij 's nachts omhoogkijkt naar de maan.
Afb. 9 (leporello blad 4, Austerlitz p. 210, nieuwe uitg. p. 209)
Ook hier weer zo'n filosofische uitspraak, nu over de tijd:
Ik geloof niet, zei Austerlitz, dat wij de wetten begrijpen waaronder de terugkeer van het verleden zich voltrekt, maar ik heb steeds het gevoel dat er helemaal geen tijd bestaat, alleen maar verschillende ruimten,
en dan zijn er woorden weggelaten die voor mij juist verhelderend zijn voor het beeld dat Hans L. hier heeft gemaakt: "die volgens een hogere vorm van geometrie met elkaar verbonden zijn en"
waartussen de levenden en de doden naar believen heen en weer kunnen gaan.
Afb. 10 (leporello blad 5, Austerlitz p. 131, nieuwe uitg. p. 130/131)
... toen de schaduwen uit de diepten van de zee omhoogkwamen en langzamerhand over ons heen schoven totdat de laatste glans aan de randen van de westelijke wereld doofde.
Sebald had geen enkele illusie wat betreft de toekomst van de mens en de wereld. Zijn pessimisme klinkt door in al zijn teksten, al moet je die soms 3x lezen om het te zien. In dit citaat is de "laatste glans aan de randen van de westelijke wereld" primair de gloed van de zon, tijdens een heel concreet vliegtochtje dat Austerlitz maakt boven de kust van Suffolk, maar ik weet zeker dat het hier ook een metafoor is voor de ondergang van de westelijke wereld. De aquarel weerspiegelt daar zeker iets van.
Afb. 11 (leporello blad 6, Austerlitz p. 116, nieuwe uitg. p. 115)
Het volgende citaat is ingebed in een beschrijving van een bezoek dat de verteller en Austerlitz brengen aan het observatorium in Greenwich. Na weer zo'n karakteristieke opsomming van de instrumenten in de vitrines die ze daar zien, voeren ze een bladzijdenlang gesprek over de tijd, waarin ze Newtons beeld van de tijd als rivier heel letterlijk nemen en er vragen aan vastknopen als: "een rivier is aan weerskanten begrensd, wat zijn zo gezien de oevers van de tijd?", "wat zijn specifieke eigenschappen van de tijd die overeenkomen met die van water?", "waarom staat de tijd op de ene plaats stil terwijl hij zich op een andere plaats beweegt als in een stroomversnelling?", en natuurlijk de vraag van de aquarel:
... als Newton werkelijk dacht dat de tijd een rivier was zoals de Theems, waar is dan de bron van de tijd en in welke zee mondt hij ten slotte uit?
Afb. 12 (leporello blad 8, Austerlitz p. 327, nieuwe uitg. p. 325)
Bij de laatste ontmoeting tussen de verteller en Austerlitz geeft Austerlitz de verteller de sleutel van zijn Londense huis (zelf gaat hij verder zoeken naar zijn verdwenen vader). "ik kon daar altijd logeren, zei hij, en de zwartwitfoto's bestuderen die eens het laatste zouden zijn wat er van zijn leven over was. Ook moest ik niet verzuimen, zei hij nog, aan te bellen bij de poort in de bakstenen muur naast zijn huis, want":
... achter die muur bevond zich wat hij vanuit geen van zijn ramen had kunnen zien, een met linden en vlier begroeid stuk grond waar sinds de achttiende eeuw leden van de asjkenazische gemeente waren begraven, onder anderen rabbi David Tevele Schiff en rabbi Samuel Falk, de Baäl Sjem van Londen. Die begraafplaats, zei Austerlitz, vanwaar, naar hij nu vermoedde, die motten altijd zijn huis in waren gevlogen, had hij pas enkele dagen voor zijn vertrek uit Londen ontdekt,
Typisch voor Sebald is dat hij zowel binnen één boek als door al zijn boeken heen bepaalde elementen steeds laat terugkeren. Hier zien we de motten weer terug die we al eerder zagen, maar die ook in andere boeken van hem verschijnen, motten en vlinders, de vlinderjager Nabókov is een vast element, zijde en de zijdeteelt komt herhaaldelijk voor, en de jager Gracchus, die we in zeker vier van zijn werken tegenkomen, verder telkens weer brand, brandende bossen, brandende steden, brandende mensen, en heel vaak begraafplaatsen. In dit citaat komt de begraafplaats samen met Sebalds speciale aandacht voor het lot van de joden. Het boek Austerlitz begint met het bezoek van de verteller aan het nazikamp Breendonk, en bijna aan het eind van het boek zien we deze joodse begraafplaats - zo is de cirkel weer rond.
Afb. 13 (omslag leporello)
En zo is ook de cirkel rond van deze leporello. De laatste, zeg je, Hans, je zult er ook met enige weemoed afscheid van nemen. Ik hoop dat Sebald je nog lang blijft inspireren, zoals hij dat ook mij doet, en talloze lezers over de hele wereld.
24 maart 2022
Ria van Hengel
Vertaalster