Inleiding
Beeldend werk is niet in woorden te vangen. Leest u deze inleiding daarom slechts als een benadering.
HET WAAROM
Eigenlijk: omdat al het zichtbare tegelijk een raadsel inhoudt. Als ik stil sta bij de onmetelijkheid van het heelal, duister en koud, zowel vol als leeg, en besef dat onze kleine planeet zich daar kleurrijk in wentelt dan leidt dit bij mij tot een nieuwsgierige liefde voor de aarde. In dit kader is de mens niet meer dan een nieuw en vluchtig element. Het accent gaat dan veel meer liggen op zand en stenen, water, rotsen en bergen, op de wind en op de sterren.
In mijn werk worden slechts vragen gesteld en het ontwikkelt zich op de gedachten die daaruit voortkomen, gedachten die ontstaan vanuit datgene dat ons omringd, zoals:
Het landschap
Het is vrijwel het enige punt van uitgang voor mijn werk. Het begrip “landschap” dient zo breed mogelijk te worden begrepen, het kan bijvoorbeeld ook de stedelijke omgeving inhouden.
Mijn keus in landschappen die een aanzet vormen voor het werk is soms willekeurig maar meestal doelgericht. Zo bezocht ik:
• De Yorkshire dales en de Schotse westkust, inclusief Inner- en Outer Hebrides, begin 70er jaren van de vorige eeuw
• In de 80er jaren tot 2000: enkele malen Australië en aldaar vooral de woestijnen en het wilde noorden
• Van 1965 tot 2009 vanuit een huisje + atelier in Zeeuws Vlaanderen: de polder, de Noordzeekust en de oevers van de Schelde. Aan dit landschap werd eigenlijk alles wat ik elders zag afgemeten
• In 2002 het eindeloos lijkende glooiende Mongoolse landschap en aansluitend de eerste kennismaking met China
• In 2004 lange treinreizen door China, vooral door het noorden en het westen. Werkend naar waarnemingen vanuit langzaam rijdende treinen
• In 2007 de Taklamakan woestijn in noordwest China en de gebieden rondom deze barre streek in de provincie Xinjiang
• In2011 de haast tastbare leegte in de provincie Qinghai (China) met het grote en verbazingwekkende meer (Qinghai Hu)
• Zowel in 2010 als in 2013: het noorden van Europa, de Noorse kust, het eilandje Jan Mayen en Svalbard (Spitsbergen)
• Tenslotte: sinds ik in Egmond aan Zee woon is de directe omgeving van belang: de Noordzee, het strand en de duinen.
Andere bronnen
Behalve door landschappelijke waarnemingen word ik gemotiveerd vanuit literatuur, muziek en door beeldende kunst.
Het lezen en herlezen van werk van Franz Kafka, Albert Camus, Witold Gombrowicz, Kenzuo Ishiguro, W.G. Sebald (onder veel andere schrijvers) stuurde me en stuurt me. Verder las ik sinds het begin van deze eeuw –gerelateerd aan de belangstelling voor en de reizen door China- las ik de geschriften van Lao Zi en Zhuang Zi. Dit voegde een belangrijke extra dimensie toe aan mijn denken, dus aan het blikveld.
Poëzie die ik steeds weer lees is vooral van Wallace Stevens, Pessoa en Nijhoff (alweer onder heel veel andere dichters). Van de jongere Nederlandse dichters treft het werk van Mustafa Stitou me bijzonder.
Muzikaal ben ik een alles-eter. Tijdens het werken en thuis luister ik vaak naar kamermuziek van Haydn en Beethoven. Maar ook het werk van –onder anderen- Janaçek, Poulenc, Britten, Sjostakowitsj, Schnittke, Goebaidoelina, Oestwolskaya en Pärt wordt beluisterd.
In de jazz hoor ik Thelonious Monk het liefst solo pianospelen.
Beeldende kunst
In de beeldende Europese kunst boeit de Romaanse beeldende kunst me boven alles. De directe expressie zowel als het alles-omvattende hierin is naar mijn mening onovertroffen. Hier zijn figuratie en abstractie gelijkwaardig!
Enkele eeuwen hierna werd dit evenwicht als het ware teniet gedaan door wat Colin Renfrew omschreef als: “The terror of the Renaissance”* Hij doelde hiermee op de dwingende rol van “het gelijkende”. Dat neemt niet weg dat ik met volle teugen geniet van het werk van Giotto, Pierro della Francesca, Ucello en vele anderen. En uit de volgende eeuwen noem ik Hercules Seghers en ook Velazquez, terwijl ik ook veel plezier beleef aan het werk van Philips Koninck, heerlijke, “echt Hollandse” landschappen, echter vol verborgen en vervreemdende toevoegingen.
Voor wat betreft de 19e en de 20ste eeuw noem ik opnieuw slechts enkele namen: Edward Munch (vooral de landschappen) en Henri Matisse.
In mijn jeugd is mijn werk sterk beïnvloed door de z.g. Nieuwe Figuratie, zeker het werk van Raveel is me blijven boeien. Enkele jaren terug kwam ik onder de indruk van het werk van de Deen Per Kirkeby.
*Colin Renfrew: “Figuring it out”, hoofst.2; Thames & Hudson, 2003.
HET HOE, de technieken
Grafiek *
Mijn grafische opleiding aan het instituut dat later Gerrit Rietveld Academie (Amsterdam) ging heten had aanvankelijk ook in het tekenen en schilderen veel invloed. De zeefdruk was al snel de techniek waarin ik me vooral uit ging drukken, een enkele keer is dat de linoleumsnede.
Om zowel financiële redenen als gebrek aan ruimte schafte ik geen zeefdrukapparatuur aan maar zocht samenwerking met een gespecialiseerde drukker. In de werkplaats werkte ik steeds mee: ik mengde de kleuren en controleer alles, samen met de drukker.
Zo werkte ik vanaf 1973 bij en met Rolf Henderson en enkele jaren later in Londen bij meesterdrukker Chris Prater (Kelpra Studio)**. Toen produceren in Engeland te kostbaar werd vond ik in Amsterdam Bernard Ruijgrok, eveneens een begenadigd drukker. Pas na 2000 koos ik in plaats van de zeefdruk voor de piëzografie, op advies van Ruijgrok.
Bibliofiele uitgaven
Deze z.g. kunstenaarsboeken, gebonden of losbladig, in portfolio of cassette, hebben heel vaak een literaire achtergrond, zoals bij uitgaven, ontstaan vanuit het werk van Franz Kafka, gedichten van Wallace Stevens, W.S. Graham, Richard Pietraß en anderen. In de uitgaven “Elementen” of “Water” zijn het daarentegen tekstfragmenten uit het werk van zeer verschillende dichters die de uitgave dragen.
Tenslotte noem ik in dit verband nog anders gemotiveerde uitgaven, zoals: “Notities over 50 jaar” uit 1985, “Grenzen/Overgangen” (1981/83) en “Onbestemd” (1995/96). Als laatste in deze reeks: “Waar ik was daar ben ik”, verschijnend in het najaar van 2015.
* Alle prenten en kunstenaarsboeken zijn opgenomen in de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam
** Alle prenten uit de z.g. Londense periode zijn opgenomen in de collectie van de Tate Gallery, London
Het tekenen, het aquarelleren
Tot 1988 was voor mij het tekenen nauwelijks een zelfstandige uitingsvorm. Tekenen betekende toen doorgaans ontwerpen, hetzij voor de zeefdrukken, hetzij voor schilderijen. Mijn werk kende in die tijd een strakke organisatie en lijnvoering. Allengs ontstonden echter zelfstandige tekeningen, soms ingekleurd, altijd nog in de strakke opzet.
Tot 1987! In dat jaar bezocht ik voor het eerst Australië en vooral de woestijnranden en de kusten aldaar hadden direct invloed: het werk werd spontaner. Was het voordien de technische tekenpen waarmee ik werkte, deze werd snel ingeruild voor (meestal) het penseel, een enkele keer het krijt. In plaats van glad tekenpapier werd de drager nu aquarelpapier en later vaak moerbeipapier.
De tekeningen, de laatste jaren meestal met penseel en in zwarte Chinese inkt, worden soms aangevuld met kleur. Als dit wat doorschiet wordt het al snel een aquarel. De grens tussen ingekleurde tekening en aquarel is in mijn werk soms moeilijk te bepalen.
Het schilderen
Zoals al geschreven, een gevolg van mijn grafische opleiding was een strakke organisatie. Dit was ook in het schilderen zichtbaar. Maar ook hier veranderde dat na de eerste Australië-reis in 1987. Er kwam ook meer afstand tussen het tekenen en het schilderen. (Zie “Over het tekenen en het schilderen” elders op mijn website.) De eerste schilderijen na de academie-periode kenmerken zich door scherp afgetekende kleurvlakken. Na de academie-tijd met werken in olieverf werd het al snel synthetische verf waarin ik me uitdrukte.(Eerst pigment in caparol en later acrylverf). In die tijd meende ik dat de penseelstreek onzichtbaar moest zijn. (Emotie moest via het beeld te herkennen zijn en niet via techniek). En hoewel wat later het beeld beweeglijker werd, waren het nog altijd strakke kleurvlakken zonder zichtbare penseelstreek.
Zoals reeds vermeld: hier kwam in 1987 verandering in: de penseelstreek werd zichtbaar en vrijer, kleuren gingen grenzen overschrijden, de acrylverf werd geleidelijk weer ingeruild voor olieverf.
Maar, als steeds, het landschap bleef mijn punt van uitgang. Het blijft de voornaamste spiegel voor denken en werken.
Hans Landsaat, 2014 en 2015